1955 was een jaar van verandering voor Marilyn Monroe. Nadat ze Hollywood had verlaten voor New York en haar contract met Twentieth Century Fox had opgezegd, was ze niet langer ‘een dom blondje’, maar ook een afvallige. In januari richtte de bevrijde Monroe een productiebedrijf op met fotograaf Milton Greene en verhuisde naar een suite in het Ambassador Hotel.
Ondanks alle speculatie ontweek Marilyn de publiciteit grotendeels. Gekleed in vrijetijdskleding dwaalde ze onopgemerkt door de miljoenenstad. Haar wens om zichzelf te bewijzen als een ‘serieuze actrice’ werd ronduit bespot door de pers, van wie velen voorspelden dat de voormalige seksgodin haar eigen carrière aan het vernietigen was.
In het boek Marilyn 55 gaat het over een artikel dat is gewijd aan de in New York ondergedoken filmster, dat in juli van dat jaar in het tijdschrift Redbook verschijnt. In een hectische productieweek volgde fotojournalist Ed Feingersh Marilyn. Of het nu gaat om winkelen, dineren of verkleden, het dagelijkse leven van Marilyn werd vastgelegd op film.
In tegenstelling tot de glamour- en cheesecake-fotografen waarvoor Marilyn in Hollywood had geposeerd, was Feingersh niet geïnteresseerd in het creëren van illusies. Geïnspireerd door Henri Cartier-Bresson weigerde Feingersh zijn foto′s te laten bijsnijden. Zijn korrelige, monochrome opnamen van Marilyn behoorden tot de meest realistische ooit gemaakt, maar zijn onderwerp bleef mooi.
Sommige foto′s waren beter bedacht dan andere: bijvoorbeeld de beroemde serie met Marilyn in de metro van New York. Ze maakte nooit gebruik van het openbaar vervoer, uit angst om lastig gevallen te worden. Desalniettemin, zoals Bob LaBrasca opmerkte, had Marilyn een on-aristocratische uitstraling en leek ze bijna thuis tussen de anonieme reizigers. Dat laatste is na het zien van de complete fotoserie toch moeilijk vol te houden.