L.E. Mokveld, verslaggever




Het is alweer wat jaren geleden dat de heer G. Lasschuit uit de Geraniumstraat in Den Haag, een trouwe luisteraar van Radio West, mij wees op het bestaan van een beroemde journalistieke voorganger in de familie. Ik kreeg zelfs een boek van hem kado dat L.E. Mokveld in 1916 schreef over de maanden die hij tijdens de Eerste Wereldoorlog in België doorbracht. Mokveld was oorlogscorrespondent van 'De Tijd' in die dagen.
Nog eerder, op 7 april 1911 om precies te zijn - bezocht Mokveld als verslaggever van de Delftse Courant de grafkelder van de Oranjes in de Nieuwe Kerk. Dagblad Trouw berichtte er onlangs uitvoerig over. Ook het vakblad 'De Journalist' had er aandacht voor. Beide artikelen zijn op deze pagina's terug te vinden.


 

 


UNIEK JOURNALIST OVERLEDEN

L. E. Mokveld versloeg
"moderne oorlog" 14-18

(van een bijzondere medewerker)
De Tijd, zaterdag 1 juni 1968






VRIJWEL NIEMAND IN LEERDAM weet wie L. E. Mokveld was. Maar als Jan de Bakker heeft iedereen daar hem gekend. Die naam heeft jarenlang gestaan onder een vaste kroniek in "De Gecombineerde", streekblad voor Midden-Nederland. Alleen insiders wisten, dat het de hoofdredacteur zèlf was die zich van dit alias bediende om zijn pen te voeren over alles wat hem boeide of boos maakte.

Enkele maanden geleden werd Jan de Bakker het zwijgen opgelegd. Niet vanwege zijn hoge leeftijd (78). De ware reden was een conflict met de directie, bestaande uit beide gebroeders Ter Haar. Dit duo had geweigerd een commentaar te plaatsen dat door de hoofdredacteur was geschreven over de plaatselijke politicus J. G. de Haan, voorzitter van de fractie "Gemeentebelangen" en directeur van de London Rubber Company. Gevreesd werd dat deze belangrijke drukwerkklant de kritiek op hem zou beantwoorden niet het stopzetten van vele orders ...

Er was in en om Leerdam de laatste tijd nogal wat ontstemming geweest over de "roddelrubriek" van Jan de Bakker. Hij hakte in op "alles wal naar progressiviteit riekt", zo schreel de streekeditie van Het Vrije Volk.

Maar iedereen schaarde zich, toen de persvrijheid op het spel kwam te staan, tóch wel achter de plotseling zeer strijdbare kroniekschrijver. Tevergeefs, Hij werd aan de dijk gezet. Dat greep hem zo aan, dat zijn weerstand brak - na een langdurige ziekte overleed deze week L. E. Mokveld, alias Jan de Bakker. Zo eindigde vrijwel onopgemerkt een journalistieke loopbaan van curieus formaat, die was gestart op de voorpagina's van "DE TIJD"

Bij de Delftse Courant is omstreeks 1908 L. E. Mokveld begonnen - als leerling. Hij begon al vrij gauw beschouwingen te publiceren over gebeurtenissen in de dorpen rondom. Op de toon van die artikelen kwam een lezer af, die burgemeester bleek te zijn van het naburige Schipluiden. De man worstelde met moeilijkheden, en kwam om wat ruggesteun vragen. Die heeft bij gekregen. En daaruit ontwikkelde zich een rel, die uniek is gebleven in de geschiedenis van onze pers.

Die burgemeester kwam er over klagen, dat hij - stammend uit een protestants geslacht - werd "geterroriseerd" door de boerenbevolking, overwegend katholiek, Oorzaak: er had geen vlag gewapperd van het gemeentehuis op de dag dat een kerkelijke herindeling van kracht was geworden. Of er nu niet eens iemand van de krant kon komen op een raadsvergadering om het wangedrag in ogenschouw te nemen.
Eerst voelde L. E. Mokveld er weinig voor "Maar omdat 't een wat zielige man was" - zo vertelde hij later - "ben ik er toch maar heen gegaan". De verslaggever arriveerde om zeven uur 's avonds, per fiets, ging eerst kennismaken met de veldwachter, kreeg van hem een keukenstoel om op te zitten in de raadszaal.

Woedende boeren

Zijn aanwezigheid veroorzaakte tumult. Wat is dat voor iemand? Een pottekijker? De burgemeester legde uit: die meneer is van de krant, hij mag onze zitting bijwonen - die is openbaar. ik kan hem niet eens wegsturen. Geschreeuw: wij willen geen indringers - gooi die kerel op straat. Sommige raadsleden spuwden woedend hun pruim over tafel. Maar uiteindelijk werd toch begonnen aan afhandeling van de agenda. In de Delftse Courant stond de volgende dag een verslag van wat er zich had afgespeeld.

Drie weken later fietste L. E. Mokveld weer naar Schipluiden. Voor de volgende raadsvergadering. Halverwege werd hij al opgewacht door een groep woedende boeren, die dreigden hem bont en blauw te slaan als er wéér zo'n stuk in de krant zou komen. Gelukkig waren er die avond nog twee andere verslaggevers. Het ging er weer rauw toe tijdens deze zitting. Voor het gemeentehuis hield een kleine menigte de wacht. Na afloop werd de pers "uitgeleid" door burgemeester en veldwachter met getrokken pistool: er moest zelfs een waarschuwingsschot worden gelost om die aftocht veilig te doen verlopen.

Enkele dagen later kreeg L. E. Mokveld een brief van de Commissaris der Koningin. Deze bood hem zijn excuses aan voor wat er was gebeurd. Hij schreef: "Het gezag heeft hier gefaald, ik zal voor betere bescherming zorgen - stelt u zich in verbinding met de rijkspolitie".

Maar de volgende raadsvergadering werd een escorte meegestuurd van twee rechercheurs in burger. Ze fietsten met L. E. Mokveld mee. Halverwege stond opnieuw een groep agressievelingen te wachten. Er waren twee boeren bij in een sjees, die probeerden het trio omver te rijden. Dat lukte bijna. De journalist en zijn begeleiders moesten zich opzij laten vallen in de berm.

Bij het vertrek die avond kwam het opnieuw tot moeilijkheden. De situatie werd gevaarlijk. De verslagen werden overgenomen door alle kranten in Nederland. Er werd weken over geschreven. Verslaggevers uit Amsterdam, Den Haag en Rotterdam volgden nog geruime tijd alle raadsvergaderinpen van het dorp Schipluiden. Intussen was L. E. Mokveld al benoemd tot correspondent van "De Tijd".

Niet lang na deze fameuze troebelen brak de eerste wereldoorlog uit. Nederland bleef neutraal. Aan de Belgisch-Duitse grens ten zuiden van Maastricht werd meteen al hevig gevochten. Grote groepen vluchtetingen trokken ons land binnen. Alle grote dagbladen stationeerden eigen verslaggevers in Zuid-Limburg, ook "De Tijd". Maar de hoofdredacteur Fons Laudy wilde verslagen hebben van wat er zich aan het front afspeelde. In Amsterdam kon hij geen man meer missen. Opeens kwam de rel van Schipluiden toen uit zijn herinnering naar boven. Zou die ondernemende knul er iets voor voelen? L. E. Mokveld werd ontboden, de volgende morgen al zat hij in de trein.

Zijn eerste doelwit was Luik. Deze stad werd als eerste bezet door de oprukkende Duitsers. Het was niet gemakkelijk er te komen. L. E. Mokveld moest de hele weg lopend afleggen vanuit Maastricht. Die tocht leverde meteen al een onthutsend verhaal op voor de krant. Zijn relaas staat te lezen in het boek dat deze oorlogscorrespondent later heeft geschreven, onder de titel: "De Overweldiging van België", verschenen bij Brusse/Rotterdam, in 1916. De auteur begon zijn manuscript, met te verklaren:

"Toen "De Tijd" me als haar oorlogscorrespondent uitzond, had ik er eigenlijk geen flauw idee van hoe inijn taak te volbrengen - om de eenvoudige reden, dat ik me in het geheel geen begrip kon vormen hoe zo'n moderne oorlog wel gevoerd zou worden."

Op 8 augustus 1914 begon L. E. Mokveld in Maastricht aan zijn taak: "Uitgerust in sportcostuum, met de noodige behoeften in een rugtasch, trok ik reeds vroeg weg, het kanaal langs, richting Visée." De oorlogscorrespondent werd "kort na den Hollandschen grenspaal te zijn gepasseerd" door een Belgische tolbeamte staande gehouden. Van hem hoorde hij:

Herkenning

,Jammer, mijnheer', dat u niet een dagje eerder gekomen zijt: dan had u van een groote barbaarschleid der Duitsers getuige kunnen zijn. Als u een eindje doorloopt langs dit kanaal, zult u aan een boom, nabij Hacourt, drie menschen zien hangen, waaronder een knaap van 14 jaar. Niemand durft zich hier op den weg wagen, en toen een patrouille deze drie menschen daarop toch aantrof, oordeelden ze direct maar dat het franctireurs waren, hingen ze zonder vorm van proces op aan een boom en schoten ze nog een kogel door het hoofd. Vandaag verscheen weer een patrouille, en aan leden van het Maastrichtsche Roode Kruis durfde men toen beweren dat die knaap een kapitein had verrnoord. En de lijken mogen we niet van den boom halen. Vreeselijk , Vreeselijk.

Deze tekst zal sommigen een schok van herkenning bezorgen. Overal in dat boek komen beschrijvingen voor die zouden passen in do documentaties over de bezettingsjaren 1940-1945. Zo schreef L. E. Mokveld in 1914 uit Luik:

"Door die straten golfde het Deutschland, Deutschland, über alles-, dat den bewoners tergend in de ooren klonk. Ach, men kon het duizenden burgers zoo goed aanzien hoe ze er onder leden, hoe ze gekwetst waren in hun teederste gevoelens. Dof,  suf staarden veelen voor zich uit - en als er al eens ontspanning in de gelaatstrekken kwam, dan was het om een verbitterden grijns."

Ook citeerde L. E. Mokveld enkele "bekendmakingen", die overal waren aangeplakt:

"Iedere aanslag legen de Duitsche troepen stelt niet alleen de schuldigen bloot om onmiddellijk te worden doodgeschoten. doch zal tevens de vreeschelijke weerwraak meebrengen tegen de stadgenooten die als gijzelaars worden gevangen gehouden. Het machtige Duitsche leger, overwinner in onze streken, heeft beloofd onzen grond en de particuliere eigendommen te eerbiedigen".

Enkele bladzijden verder staat te lezen hoe de soldaten van het bezettingsleger dorpen en steden hebben verwoest:

" In de brandende huizen dringen voortdurend dronken militairen door, die er dan weer uit komen met een pendule, vaas of ander klein meubelstuk. Met een smak smijten ze dat kapot tegen de straat, en gaan weer naar binnen om hun vernielingswerk voort te zetten, terwijl toch alles verbranden moest. Het vandalisme vierde hoogtij. Ze leken als waanzinnigen en stelden hun eigen leven bij deze verwoestingen in gevaar."

Later werd L. E. Mokveld enkele malen gevangen genomen - op verdenking van spionage. De Duitsers plaatsten zijn naam op hun zwarte lijst na een publicatie over het mishandelen van drie gewonde krijgsgevangenen. Na de slag aan de Ijzer te hebben meegemaakt, waar de Duitse inval door de Belgen tot staan werd gebracht destijds, verliet deze journalist het land via Zeeuws-Vlaanderen. Hij besloot zijn boek met de zin: "Is dit werk anti-Duitsch dan vergete men niet dat het de feiten zijn die het deze strekking gaven".

Na de eerste wereldoorlog zou L. E. Mokveld worden benoemd tot oorrespondent van "De Tijd" in Brussel. Hij kreeg ook het hoofdredacteurschap aangeboden van het Eindhovensch Dagblad. En zwichtte daarvoor. Hij was pas 28 jaar - en vond dat dus een hele eer. Maar na enkele jaren al ontstond een ernstig meningsverschil. Toen besloot L. E. Mokveld voor zichzelf te beginnen. Hij stichtte een eigen persbureau voor provinciale bladen, verspreid over het hele land. De kopij ging op stencils naar meer dan veertig kranten die elkaar - toen  - niet beconcurreren konden. L. E. Mokveld werd opnieuw hoofdredacteur, eerst in Soest - later bij de Dedemsvaartse Courant.

En daar op de grens van Overijssel en Drente werd L. E. Mokveld in 1940 verrast door zijn vroegere vijanden: de Duitsers, Hij behoorde tot de allereersten die toen het verzet op poten hebben gezet. In zijn krant bleef L. E. Mokveld uiterst fel tegen de invallers te keer gaan. Op een zondagmorgen kwam toen de Sicherheitsdienst. Alles werd meegenomen wat er aan paperassen in huis te vinden was - ook de boeken. Maar de radio bleef onontdekt. Mevrouw Mokveld had die in de slaapkamer op een stoel gezet, en daaroverheen het bed afgehaald ...

Toen verliet L. E. Mokveld de journalistiek. Hij werd benoemd tot hoofd van het distributiekantoor. En kon daar dus mooi een overval voorbereiden. Een half uur voor het daartoe afgesproken uur moest hij toevallig "even weg".

Leerdam

Na de bevrijding kreeg L. E. Mokveld al gauw weer kans terug te keren in zijn vak. Hij werd hoofdredacteur van "De Gecombineerde" in Leerdam - een blad, dat herinnert aan misschien wel de allereerste fusie binnen de krantewereld. Hierbij waren destijds - ver voor de oorlog - betrokken: De Geldermalser, de Leerdammer, de Zaltbommelsche-, de Burensche-, de Nieuwe Culemborgsche-, de Vianensche-, de Asperensche-, en Heukelomsche Courant, de Lingebode, de Lek-, Maas-, en Waalbode, de Meerkerker. Tegenwoordig wordt ook nog samengewerkt met de Nieuwe Tielsche Courant. Driemaal per week verschijnt deze "gecombineerde" uitgave in twee edities, met een oplaag van omstreeks twintigduizend exemplaren.

Hoewel Jan de Bakker zijn "Verse Krakelingen" niet meer mocht afleveren, zat hij tot voor kort thuis nog elke dag aan zijn bureau met de hand bijdragen voor deze rubriek te produceren. "Want als ik ermee stop, dan zal 't mijn dood zijn". Hij heeft gelijk gekregen.

-bekijk het orginele artikel (1156 kB)
-terug naar eerste pagina

met dank aan Jean Mokveld