L.E. Mokveld, verslaggever
|
Prins Hendrik ging voorop (van een onzer verslaggevers) “Zodra de
zerk van de koninklijke grafkelder is verwijderd, zullen leden van
de koninklijke marechaussee postvatten bij de toegang tot de kelder,
want een oude traditie wil, dat niemand behalve de leden van het
Koninklijk Huis en de burgemeester van de Prinsestad, die koninklijk
commissaris is van de kelder, de rustplaats mag betreden”.
Waarschijnlijk
is alles een misverstand geweest, want waarom het toen zo allemaal
is gegaan, kan de heer Mokveld ook nu niet verklaren. Het zal 1910
of 1911 geweest zijn – in ieder geval nog voor de Eerste
Wereldoorlog. Mokveld was toen verslaggever van de Nieuwe Delftsche
Courant. In die dagen werd het stoffelijk overschot van de kleine
Prinses Pauline, die in 1806 op zevenjarige leeftijd in Brunswijk in
ballingschap overleden dochter van Koning Willem I, in Delft
bijgezet. Dat was een hele plechtigheid. Trouwpak Een dag
tevoren had een bode van het Delftse stadhuis aan Mokveld de
voorschriften gegeven over de kleding die hij moest dragen: geklede
jas, hoge hoed, witte das. Zoiets had de nauwelijks twintigjarige
verslaggever niet, maar gelukkig kon zijn vader hem helpen met zijn
trouwpak. Zo stond Mokveld, samen met zijn inmiddels overleden
collega Jan van Achelen, op de hoek van de Markt in Delft de
(overigens zeer bescheiden) begrafenisstoet af te wachten. Mokveld
herinnert zich nu alleen nog van de stoet de in admiraalsuniform
geklede Prins Hendrik, een adjudant en nog wat leden van het gevolg.
Achter die stoet sloten zich (naar voorschrift) de twee
verslaggevers aan. In zijn slechtpassende geklede jas met voor het
eerst van zijn leven een hoge hoed op het hoofd schreed Mokveld over
de verlaten Markt naar de kerk, met achter de afzetting duizenden
ogen op zich gericht. Kaalheid In de kerk
ging de stoet onmiddellijk naar de geopende grafkelder. Er was geen
rouwdienst. Alleen het orgel speelde. Er was niemand in de kerk, die
iets regelde en dus ook niemand, die de twee journalisten
tegenhield. Achter de stoet gingen ook zij de grafkelder binnen. Wat
Mokveld opviel was de volstrekte kaalheid van de kelder. Er was
niets te zien. Muren met gaten in de nissen en een enkele
vrijstaande kist. Verder niets. Borstels In het koor
van de kerk merkte men, hoe wit alle uniformen en geklede jassen wel
waren van het kruipen door de nauwe gang. De koster kwam eraan te
pas, om wat kleerborstels van huis te halen en zo heeft men daar in
de kerk de kleren afgeborsteld. Prins Hendrik deed zich hierbij
kennen als een gemoedelijke man, zegt Mokveld nu. Ernstige
fout |
Historie / Journalist in
1911 in Koninklijke grafkelder |
|